Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [22]Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte [onzer] ziel. 22. De zin is: Zelfs nu, nu Gij ons zo zwaarlijk tehuiszoekt door de Babyloniers, wachten en hopen wij evenwel op uwe hulp, en wij wensen van harte dat uw naam groot gemaakt en altoos ter ere moge gedacht worden, zo van ons als van anderen. De godzaligen gelijken den goddelozen niet, bij wie de Heere geheel uitheeft wanneer Hij hen met zijne roeden slaat. Zie Ps.44:18,19, enz.